Manhattan, Long Island, Roosevelt Island en Coney Island, 18 juli
“Krenterig eiland-hoppen in de Grote Appel” had een alternatieve titel kunnen zijn voor het relaas van onze enige volledige dag in NYC. We begonnen overigens op een eiland dat de dag-titel niet haalt. Staten Island aan de zuidrand van NYC is een heuvelachtig woongebied zonder hoogbouw. Dankzij een budgetvriendelijke accommodatie en vlotte veerboot-verbindingen was dit voor ons de ideale uitvalsbasis. Voor de heenvaart naar Manhattan kozen we niet voor de grote gratis ferry. Een kleinere betaalferry vertrok nabij een plaatselijk 9-11 monument.
Voor die geringe financiële inspanning van 4 USD p.p. kregen we een overaanbod aan vrije zitplaatsen en een iets dichtere passage langs het Vrijheidsbeeld.
We bleven zitten bij de eerste stopplaats nabij One World Trade Center.
In tegenstelling tot de grote ferryboot houdt de kleine broer ook nog halt in Midtown Manhattan. Ik durf te stellen dat een parallelle metrorit niet zo veel bezienswaardigheden te bieden heeft.
Nog een bonus van deze overtocht: vanaf de eindhalte vertrekken gratis pendelbussen. Het was mijn intentie om hier een driekwart lus mee te rijden maar dat was buiten de autoritaire chauffeuse gerekend. Halverwege moesten we de bus verlaten. Niet erg want zo kwamen we relatief dicht bij de flat met het mooiste kroontje: de Chrysler Building.
Van buitenaf oogt Grand Central Terminal Station niet mooier of imposanter dan de spoorwegkathedraal van Antwerpen Centraal. Maar goed, welk stationsgebouw slaagt daar wel in?
Binnenin heeft men nogal minimalistisch een sterrenhemel geschilderd. Ik was opnieuw niet zwaar onder de indruk.
Times Square was ons beoogd wandelstartpunt na de busrit. Bummer: dit is geen plein en al zeker niet rechthoekig. Sommige publicitaire decoratie kon me wel bekoren.
Maar overall ervoer ik dit veredeld kruispunt als een exponent van commerciële lelijkheid. Rond 10 am was de sfeer in Broadway en zijstraten natuurlijk minder uitgelaten dan late night.
Toch gingen we even binnen in een gratis toeristenval. Dat klinkt tegenstrijdig, maar omdat we enkel onze ogen de kost gaven bij M&M’s New York en terloops van het sanitair gebruik maakten, voelden we ons geenszins bekocht.
Wie zich wel in de zak wil laten zetten, heeft hier keuze te over. Exorbitant geprijsd snoepgoed kan u hier tegen een meerprijs laten bedrukken met een klant-eigen ontwerp. Klaarblijkelijk is dat een populair hebbeding. Dito geprijsde kledij en een draagtas gemaakt van afval behoren hier ook tot de koopwaren.
Een eerste verborgen gemmetje is 745 Plaza. Via een doorwandel-tunnel met waterval-effect kwamen we daar wel uit op een rechthoekig pleintje. Tafels en stoelen staan er uitnodigend maar zonder consumptieplicht. Het geheel wordt opgevrolijkt door twee beestige standbeelden.
Iets verder kwamen we uit bij een beroemde concertzaal.
Vlakbij kan men het Rockefeller Center in. Een opwaartse lift hebben we hier niet genomen, wat een budgettaire besparing betekende van minstens 50 USD p.p. Met ons overvol dagprogramma had ik dan ook geen zin in de tijdsdruk die een eerder te kiezen tijdslot oplegt. Het interieur op de begane grond van dit vermaard gebouw in art-déco stijl was wel spek naar m’n gierige bek.
Dat gold (!) ook voor het buitenplein aan de oostzijde van dit complex. Achter de gouden Prometheus was een olympische promo-markt opgesteld. Paralympiërs lieten zich contractueel verplicht fotograferen maar wij kregen hier ook zonder geforceerd fotomoment een gratis blikje frisdrank. Hoezo, New York een dure stad?
Via een fraai wandelpad met waterpartijen maar hier helaas zonder foto kwamen we uit op een andere wereldberoemde straat. Fifth Avenue huisvest tussen het torengeweld in meerdere kerken. Volgens ChatGPT is St-Patrick’s Cathedral de grootste en de meest cinema-genieke is.
We betraden een tweede gratis toeristenval: de Lego Store.
Hier lieten we ons gewillig een beetje beetnemen, al is een miniatuurversie van deze gele taxi ook gewoon een leuk en bagagevriendelijk souvenir. Smelt niet in de hand en ook niet in de mond.
We kregen bij die aankoop een 1 + 1 gratis voucher voor Legoland Florida.
Hoewel het werk van deze drie iconen van de popart me wel aanspreekt, bleef ik maar drie seconden staan voor de etalage van deze confectiezaak. Het wereldvermaarde MoMA dat hier om de hoek ligt, paste niet in ons programma en nog minder in m'n budget (30 USD per volw.).
Schuin over een Anglicaanse kerk die gewijd is aan de heilige Thomas bevindt zich het filiaal van de duivel a.k.a. de Trump Tower.
Nog geen volle vijf dagen na de eerste (vermeende) moordpoging op Donald John geraakten we hier verrassend vlot binnen.
Alvorens u de eigenaar van gastvrijheid verdenkt: wie een hoogbouw-concessie wil in de populairste wijken van Manhattan is van overheidswege verplicht om enkele verdiepingen gratis open te stellen voor het publiek. Met de roltrap konden we een drietal verdiepingen omhoog …
waar we toegang hadden tot een buitenterras.
Leon had z’n stoelgang speciaal opgespaard om die op de kelderverdieping van deze flat te lozen.
In de fanshop vergaapte ik me ondertussen aan geëtaleerde prularia.
What goes out, must go in. Niet letterlijk en niet in die wansmakelijke volgorde, natuurlijk. Op de Grand Army Plaza hielden we dankzij een strategisch opgestelde foodtruck een korte lunchpauze.
Niet dat dit pleintje omheen het vergulde ruiterstandbeeld van één of andere oorlogszuchtigaard een trekpleister is, maar hier vlakbij bevindt zich één van de drukste toegangspoorten tot ’s werelds beroemdste stadspark. In dat park gingen we voorbij aan Central Park Zoo. De toegangsprijs is best laag te noemen maar deze dierentuin is dan ook klein in oppervlak en in beesten-aanbod. Aan een meerprijs kan men hier de Efteling-tekenfilm Fabula bekijken. Wij keken liever gratis naar de Delacorte Clock, een doorwandelpoort met bovenaan enkele mechanische dieren. Na Central Station en de zoo zelve was dit een derde knipoog naar de tekenfilms uit de Madagascar-reeks.
Antwerpen heeft Patrasche, New York heeft Balto. Al was die medicijnen dealende husky veeleer in Alaska een held.
Verderop wordt eer bewezen aan historische heldinnen.
De meest iconische plaats in Central Park is misschien wel het Bethesda Terrace met de gelijknamige fontein.
Zelf vind ik de setting op onderstaande foto nochtans veel geslaagder.
Wie hier van de geijkte paden afwijk, komt al eens een leuk paviljoentje tegen.
Iets verderop herinnert een vloermozaïek aan een neergeknalde ex-Beatle. Toen waren ze nog met drie.
Nabij een westelijke parkuitgang doken we voor het eerst een metrohalte in. Ergens op Long Island wandelden we naar het Museum of the Moving Image. Omdat het donderdag was, genoten we gratis inkom. De tentoonstelling over het werk van Jim Henson bleek een blijvertje te zijn, tot groot jolijt van onze ogen.
Bovenstaand kostuum werd in de fantasiefilm Labyrinth gedragen door niemand minder dan David Bowie. Het museum exhibeert nog talloze attributen uit films die niet gerelateerd zijn aan the master of puppets.
Het museum bood ook enkele prertpark-ervaringen. Bezoekers kunnen zich vergapen aan een roterende animatie-kijkkast zoals er ook één te vinden is in het Efteling-station de Oost.
Voorts is er nog een rariteitenkabinet dat eindigt met een filmvertoning over Toetanchamon.
Just hop on the bus en stap over op de metro die halt houdt bij de tweede hidden gem van de dag: Roosevelt Island. Deze smalle strook in de East River biedt relatieve rust en een fraai uitzicht op oostelijk Manhattan, ideaal voor onze vooravond-picknick.
Het eiland werd pas in de tweede helft van de 20e eeuw hernoemd naar de president die hier tijdens WO II een hoopgevende speech gaf. Ik kon het niet nalaten om dat historisch gegeven in het belachelijke te trekken, sorry.
Met een tweede presidentieel standbeeld ging ik gelukkig wat respectvoller om.
Het geklasseerde maar ontoegankelijke Smallpox Hospital heeft wel iets spooky van het Arkham Asylum. De parkomgeving is enkel te betreden van 09:00 tot maximaal 19:00.
De bussen op dit eiland rijden gratis. Maar de absolute reden om dit eiland te bezoeken, is evenwel de Roosevelt Tramway. Het betreft immers een kabelbaan. En de kostprijs voor een ritje is identiek aan die voor een ander openbaar-vervoer ticketje in het stadsnetwerk. En als über-krenten betaalden we eigenlijk niets omdat we aansluitend op deze hoogte-rit een gratis transferrit met de metro namen.
Op deze kabelbaan zweef je langs o.a. het hoofdkantoor van de Verenigde Naties en boven het Andrew Haswell Green Park. Geef toe dat dit laatste u niks zegt. Dit was vroeger een aanlegsteiger voor vuilnisboten. Bij wijze van artistieke expressie heeft men er een soort achtbaan-constructie geplaats. Jammer genoeg is die minder begaanbaar dan het tijger-en-schildpad-geval nabij Duisburg.
Hint voor toekomstige NYC-trippers: waarom dure pre-tickets boeken en als sardientjes drummen op één van de vijf toegankelijke flatgebouwen met panoramisch platform?
De lange transferrit ging richting Coney Island. Door Nederlandse kolonialisten werd dit eiland genoemd naar voortplant-grage haasachtigen. Nog meer irrelevante info: tegenwoordig is dit als zuidelijk uitloper van Long Island maar een schiereiland. Onderweg hadden we zicht op de op één na bekendste brug van Noord-Amerika. Voor wie nu aan het piekeren slaat: ik meen dat een exemplaar in San Francisco nog legendarischer is dan Brooklyn Bridge.
Mijn eerste indrukken van het konijneneiland waren hoopgevend: een kleurrijke graffitimuur, een baseballstadion en een oude parachute-attractie. Die laatste is al zestig jaar niet meer operatief. Plannen voor een reanimatie zijn volgens Wiki steeds om budgettaire redenen afgesprongen. En omdat de afbraak ook niet gratis is, staat Parachute Jump hier nu te niksen als geklasseerd monument. Over een reconversie tot uitkijktoren heb ik nog niets gelezen maar ik ga geen klacht indienen indien bevoegde instanties dat ideetje zouden jatten.
Via een boardwalk zijn de draaiende attracties te bereiken. Maar de grootste attractie zou hier toch de Atlantische Oceaan en het zandstrand moeten zijn. Op een zonnige zomeravond was hier maar weinig van te merken. Dit oord oogt triestiger en nog meer in verval dan Blackpool.
Hoog tijd voor pret op een pretparken-website, ik weet het. Dit duo attracties – moeilijk te zien omdat de turquoise verf in reclame was, lieten we ongemoeid. Een ritje op Tony’s Express was immers niet in reclame – ik denk meer dan 10 USD p.p. – en de Italiaanse makelij had niet echt een appeal-verhogend effect op ons.
Over Thunderbolt dacht ik evenzo …
en dus mocht Leon zonder mij. Zijn oordeel: ruwer dan Typhoon.
Ik twijfel of we Soarin’ Eagle gratis zouden bereden hebben. Voor een betalende rit bedankten we beide. Deze krenterige keuze kan ik verdoezelen met de wens om de volgende dag onze Trans-Atlantische nachtvlucht niet in gekneusde toestand aan te vangen.
Steeple Chase - meer gelijkend op de motorfietsen van Toverland dan op z’n naamgenoot in Blackpool - was helaas niet operatief.
Dat belette me niet om wat ongein uit te halen …
Een oogvanger hier is zeker Wonder Wheel. Ik verwijt mezelf dat we deze niet bereden hebben. Wie voor het meest exterieure parcours kiest, volgt een klassieke rit met ongetwijfeld enkele fraaie zichtpunten. Wie voor de inner circle-versie opteert, bereikt een minder hoog punt maar volgt wel een meer variërend parcours. Achtbaan-farizeeërs zouden wellicht uren kunnen discussiëren of zo iets dan als een achtbaan te catalogeren is. Zie bijvoorbeeld ook de disk-o-attracties.
Voor mij is een hangende Vekoma een beetje als geslachtsgemeenschap. Ik doel vooralsnog niet op het hangende aspect of op ongewenste fysieke pijn. Maar voor beide soort ’ritten’ wil ik voorlopig niet betalen. Ergo geen rit op Phoenix.
Het was ons tot dan toe nauwelijks opgevallen, maar dit hoopje tweederangs-attracties behoort tot twee verschillende pretparken. We begonnen in Luna Park terwijl o.a. Phoenix behoort tot Deno’s Wonder Wheel Amusement park. En hoewel we consistent en parallel aan de kustlijn verder wandelden van ons beginpunt, kwamen we in een zone die opnieuw tot Luna Park behoort. Rare jongens, die Amerikaanders.
Alsof België het gidsland is met z’n bier, z’n chocolade, een naakt pissende peuter-fontein en een gangbang-dorp met honderd mannelijke en één vrouwelijke blauwe dwerg.
Ik kan me niet meer herinneren of dit muizeke van Zamperla die avond reed. Onderstaande foto toont wel een geel karretje op het spoor maar geeft geen 100% uitsluitsel over de operatieve status van Tickler. Wij hebben ’em dus zeker niet bereden. Mijn serieus misplaatse opmerking ‘Heil Tickler’ na een onverhoopt fijne rit heb ik dus gelukkig achterwege kunnen houden.
Wie scherp kijkt, merkt boven en achter het ticket-hokje van Tickler de absolute reden om naar Coney Island af te zakken. Het betreft een kopietje van één van de meest gehate woodies ter wereld en dan nog wel een exemplaar dat ik al –tig keer had bereden.
De chronologische eerlijkheid gebiedt met voorgaande zin te corrigeren: Bandit uit Movie Park is een kopie van Cyclone en niet omgekeerd. Nog meer nuance: het 97-jarige origineel rijdt zo veel soepeler. Dit was de volle 10 USD p.p. zeker en vast waard.
Ik werd er even nostalgisch van. In die mate dat ik moest denken aan een ondertussen overgenomen Belgische retailer met de leuze “Ik keer tevreden terug.”
Of ik ooit terugkeer naar de twee pretparkjes van Coney Island valt te betwijfelen. Vanuit mid-Manhattan is het immers een vol uur sporen enkele rit. Uniek was dit zuidelijk sprongetje wel. Zowel mijn oudste zoon als een sympathieke Bobbejaan-operator hebben ginds in september helemaal niks kunnen berijden. En toen wij er waren – midden juli n.b. – waren de meeste resto’s tegenover de pretzone gesloten. Ik voorspel deze historische site geen lang leven meer in de huidige verschijningsvorm. Hopelijk krijgt de aangeboden pret hier in de nabije toekomst een kwalitatieve boost. Er zou ook meer aandacht mogen gaan naar de historiciteit. Raar om te zeggen voor mij als koele minnaar, maar op dat gebied is Wiener Prater een stichtend voorbeeld.
Het was al nachtelijk donker toen we in zuid-Manhattan nabij Trinity Church uitstapten. Hier ligt de man begraven wiens tronie op het 10 dollar biljet prijkt.
Nog meer geld-gedoe: om de hoek ligt Wall Street. Daar trotseert een dapper meisje het beroemdste beursgebouw ter wereld.
Voorheen stond ze oog in oog met deze Charging Bull.
Bij de stier – de hoorns omhoog representeren de verhoopte beursstijging – stond maar een handvol mensen keurig in de rij te wachten op een foto-beurt. Maar in dit selfie-, tiktok- en m’as-tu-vu-tijdperk betekent zo’n beurt vaak twintig of meer foto’s. Ik had niet zo veel geduld als m’n zoon, wat door onderstaande pose vrij expliciet wordt geïllustreerd.
Na een veel te dure snelle hap in een nabijgelegen supermarkt namen we de gratis ferryboot naar Staten Island. Mijn foto’s van La Liberté éclairant le monde mislukten grandioos. Onderstaand nachtprentje is nog net publicatie-waardig.
Staten Island Zoo, 19 juli
Tien minuten rustig autorijden en een kleine twee uur in een kleine zoo, dat zijn geen wapenfeiten om een heel TR aan te wijden. Maar met het oog op onze nachtvlucht vond ik enige fysieke inspanning wel noodzakelijk. Zoek het beestje hieronder.
Andere soorten lieten zich gewilliger fotograferen.
Die avond stegen we op in Newark. In olympisch Parijs moesten we overstappen op dit roodkleurige vliegtuig.
De recente lamentabele sportieve resultaten van de Schaamrode Duivels indachtig, was dit een slecht voorteken. En inderdaad: bij de check-in werd m’n handkoffer vier keer gewogen, telkens haalde ik er een overbodigheid uit om aan de maximale 8 kg te komen. Na de finale goedkeuring graaide ik al m’n rommel mee. In de vliegtuigslurf propte ik alles terug in m'n trolley. Als er ergens een standbeeld staat van een ambetante check-in bediende, ga ik er gewillig poserend onder liggen. Maar eindigen met een opgestoken middelvinger is geen stijl. Daarom een merci aan de auteur van dit reisverslag. Het was niet alleen een bron van inspiratie maar ook één van de triggers die me deze reis deden maken.