2007 was een jaar vol verrassingen. In Bobbejaanland maakte men komaf met het concept attractiepark: sancta maria én breakdance vlogen buiten. Maar de echte aap kwam pas op het einde van het jaar uit de mouw: de hall 2000 zou worden omgedoopt tot een jungle met twee attracties waaronder één betreurenswaardige wereldprimeur.
Iets oostelijker toverde Toverland onverwacht de basis voor de uitbreiding van dit seizoen uit zijn hoed. Een heel pak oostelijker ging een Japans park finaal van de rails toen bleek dat zij en alléén zij verantwoordelijk waren voor een ontsporende achtbaantrein met dodelijke afloop.
Wat in rollercoaster tycoon gebeurt bij dodelijke crashes voltrok zich ook in de realiteit: de bezoekerstoestroom stortte in en herstelde zich niet. Na twee jaar zagen ze in dat het kalf verdronken was en werd de inboedel verkocht. Die inboedel bevatte ook Zwitsers edelmetaal in de vorm van een witte zes inversies tellende inverted genaamd Orochi.
Volgens de geruchtenmolen had Toverland haar zinnen op de Oosterse draak gezet. Het had een mooie toevalligheid geweest, moest het jaar waarin zij hun eerste grote coaster plaatsten ook het jaar zijn waarin een speling van het lot er voor zou zorgen dat ze hun volgende voor een prikje konden aanschaffen.
Het lot besliste anders en de broers Douarin gingen met de buit aan de haal. Zij waren pas eigenaar geworden van hun voormalig werkgever: het oude Walibi Lorraine (wijlen Walibi schtroumpf op zijn beurt wijlen Big Bang Schtroumpf.) In 2010 verscheen de baan met een naam die een pak minder tot de verbeelding sprak (maar op zich de inplanting wel recht aandeed) in het door hun tot Walygator omdoopte park. Sindsdien sukkelde het park ook op mijn bucket-list.
De broers overspeelden jammerlijk hun hand: het geld was op, exploderende bezoekersaantallen bleven uit en het park stevende met een toenemende verloederingsgraad op zijn tweede faillissement af. Nieuwe bazin Jacqueline Lejeune zwengelde mijn interesse aan door het park op een recordtijd terug een frisse look te bezorgen en daarbovenop eigentijds én rendabel te maken.
Jacqueline is inmiddels het hoekje om en het park zit wederom bij andere eigenaars. Hoog tijd om eindelijk ter zake te komen in dit verhaal… Mijn tijd is nu gekomen om een park met dergelijke geschiedenis met eigen ogen te kunnen aanschouwen. De twee pretparkliefhebbers in opleiding die ik in mijn kielzog meesleurde waren helemaal klaargestoomd voor een dagje Walygator. Ik had het hun voorgeschoteld als een aftands pretpark met 'een houten achtbaan die garant staat voor een vijfdubbele hernia' en 'een roemloos neergesmeten backstage-coaster' als enige bezienswaardigheden. Dat ik ze alsnog meekreeg pleit voor mijn overtuigingskracht.
Na een moeizame scheiding tussen lijf en bed en een verkwikkende autorit van een ellendige drie uur glimlachte het industrieterrein van Metz ons toe. Gezien we daarvoor niet getekend hadden besloten we rechtsomkeer te maken en meer geloof te hechten aan de bordjes met ‘Walygator’ dan aan de instructies van de gps.
In geen tijd arriveerden we vervolgens op een parking die zo leeg was dat je er alleen maar vrolijk van kon worden. Tel daarbovenop een kassatarief van een schamele 25€ en onze glimlach werd zo mogelijk nog breder.
Als een zootje ongeregeld stormden we het park binnen en verzeilden bij onze hersenloze zoektocht naar het foute hout per ongeluk in een uithoek met een schommelschip en een gesloten theater. De eerste attractie van de dag werd daardoor ‘Walynosaure’ en de ervaring leert ons dat die saurussen bijzonder traag omhoog vliegen als je het waagt ze met twee volwassenen te berijden. Tijdens het ritje haalden we het parkplan boven om aansluitend zonder nodeloos dwalen naar Anaconda te geraken.
In diens wachtrij konden we nog drie volledige treintjes in twijfel trekken of het een goed idee was om deze beruchte woodie al vroeg op de dag te doen. Walygator zette de twijfel kracht bij met slecht sluitende beugels en een ietwat misplaatste kermiswaardige beat als muzikale ondersteuning.
Met een paar onaangename tikken op weg naar de lifthill en wat onrustwekkende weetjes die ik mijn metgezellen op de lifthill toevertrouwde was iedereen voorbereid op het ergste. De trein stortte de diepte in en bleek met uitzondering van enkele knikken op het einde en de klassieke anti rollback-ratel die er op elke heuvel weerklinkt botersoepel over de baan te glijden. Verbazing alom.
Samen met Goudurix werd Anaconda zo de tweede achtbaan die door de hele fancomunity vergruisd werd en bij mij best te pruimen bleek. Het heeft zijn voordelen om een bezoek uit te stellen tot na de retrack. Hoera voor Walygator.
Onze volgende stop was het monster dat voor het eerst mijn aandacht naar dit park trok. Het is zonde dat het ding zo roemloos is neergesmeten in de hoek van het park, maar langs de andere kant vond ik het wel een ervaring om B&M eens zo naakt tegen het lijf te lopen. De muzikale omlijsting was hier correct episch.
We sukkelden voor de eerste rit op de tweede rij en waren allemaal enthousiast genoeg om meteen nog een rondje te rijden, dit keer op de voorlaatste rij. Zelf mijn leerlingen waren onder de indruk van hoeveel krachtiger het monster je aan de achterzijde greep ten opzichte van de reeds bejubelde voorzijde.
Aansluitend volgden meer rondjes dan we konden tellen… op de dichtstbijzijnde buur die ons met schlagergewijze hoem-pa-pa’s tot een bezoekje verleidde. Na afloop waren mijn pretparkliefhebbers-in-opleiding behoorlijk halfgaar en bijgevolg klaar voor kennismaking met de edele ambacht van het credithoeren op de moeder aller credithoererij een 'big apple’. Meteen werden ook de termen ‘butterfly’ en ander ‘achtbaanstaal met betwijfelbare eer’ uit de doeken gedaan. De big apple van dienst deed gelukkig maar twee rondjes.
We besloten in sneltempo de andere highlights van het park af te werken en navigeerden kaartloos naar de plaatselijke ‘space shot’ van S&S met de originele naam ‘Space shoot’. Ik kan niet ontkennen dat het iets toevoegd. Onderweg gaven we nog even toe aan een ballonnetjesmolen die dankzij onze aanwezigheid plots ook ander volk trok. Het misverstand dat credithoeren ook dergelijke baby-attracties afvinken omvatte werd snel in de kiem gesmoord.
De toren zelf was fijn, maar weinig nieuws. Zijn buur was nieuw maar niet erg fijn. G-lock laat mij een fractie langer op mijn hoofd hangen dan ik aangenaam kan vinden en mijn metgezellen dachten daar hetzelfde over. De wachtrij is wel een vermakelijk doolhof.
De laatste attractie uit de space-zone was ‘Comet’, een achtbaan die zo weinig volk trok dat het leek alsof ze gesloten was. Toen er toch een trein bleek te rijden gaf ik een snelcursus vekoma en aanwijzingen om headbanging te voorkomen in de wat ruwere stukken. Hoewel ik Comet best gezellig vond bleken mijn adviezen geen zoden aan de dijk gebracht te hebben bij mijn twee leerlingen. De oude vekoma werd resoluut naar de never-reride-zone verbannen.
Voor het vervolg van onze parkronde sloegen we verkeerd af, waardoor we opnieuw in de wachtrij van G-lock dreigden te verdwalen. Dat gaf ons de kans om twee keer voorbij het bord met showtijden te lopen.
Ik ben doorgaans in twee situaties te verleiden tot shows: als driekwart van het aanbod voor de middagpauze achter de kiezen is of als wachtrijen overal zo belachelijk lang zijn dat een show het enige alternatief is. Een naam als ‘Tim Silver’ lijkt geknipt voor een carrière als pornoacteur, maar deze Tim zou goochelen en zag er gelikt genoeg uit om het ook plezierig te houden moest hij toch wat uit die filmindustrie tentoonstellen. Onze afspraak bleek om twee uur te zijn, wat ons nog een uurtje tijd gaf om op te vullen.
Tot ieders spijt stelde ik voor om de waterattracties deze rol te laten vervullen. Het waterige zonnetje nodigde geenszins uit tot onbevreesd water opvangen, nadien instant opdrogen in de zon leek er ook niet in te zitten. Een walkthrough spookhuis bood nog uitstel van executie. Maar daarna was het tijd voor Dino Raft.
Ik had me laten vertellen dat dat een goede rapid was. Ergens rinkelde een belletje dat een goede rapid nooit een droge rapid kon zijn. Ik negeerde de alarmsignalen. Dino Raft moet de eerste rapid zijn in mijn pretparkcarrière waar de boten per drie worden geladen in het station door de voorste boot in de vaargeul zelf te blokkeren. Onze boot werd aangevuld met drie fransozen en was daardoor best te omschrijven als ‘eivol’.
Ik schatte verkeerdelijk de golf aansluitend op de lifthill in als ‘de dreiging’ en verkeerde in licht euforische staat toen ik die vrijwel droog overwonnen had. De echte dreiging kwam helaas al tien meter verder in de vorm van een instromende golf met een twee-tien-liter-emmers-equivalent. Die lande op mijn rug, doorweekte mijn trui én t-shirt en drong gelijk door tot mijn onderbroek. Ook de volgende twee schadelijkste golven bleken voor mijn rekening te zijn. God straft onmiddellijk. Wel mooi aangekleed: dino’s zijn leuk!
Bij de plaatselijke boomstam koos ik de achterste plaats, waar ik eveneens niet aan het water ontsnapte. Veel meer woorden hoef ik aan deze kleinschalige log flume niet vuil te maken.
We waren net op tijd om op de ideale positie in de rij te staan voor de show: een kwartiertje op voorhand. De show verraste nog voor hij van start ging. De zaal zag er goed én professioneel uit. Kortom het soort theater dat je niet verwacht in een B- of C-park.
Als voorsmaakje kregen we een filmpje voorgeschoteld dat de successen van de goochelaar van dienst in beeld bracht en zo lang bleef duren dat we vreesden dat het filmpje alleen uiteindelijk de show zou blijken.
De vrees was ongegrond: Porno-Tim verscheen in een rode sportwagen op een plaats die enkele seconden voordien nog maagdelijk leeg was. Hij deed enkele klassieke goochelacts en enkele variaties waarbij wij ons luidop afvroegen hoe de kerel het in hemelsnaam voor mekaar kreeg. De show had een nagenoeg perfect uitgebalanceerde spanningsboog en wisselde voldoende af tussen entertainement comedy en de full flabergastedness die onontbeerlijk is voor een goede goochelshow.
Nadat een assistent ternauwernood ontsnapt was aan een dodelijke spiesbeurt boorde de goochelaar ons nog een finale mindfuck door de neus. Ter afscheid verscheurde hij een zakdoekje wat resulteerde in een aantal zwaartekrachtverachtende snippers dat de wetten van behoud van massa én die van Newton tart. Punten voor Tim.
Het blijft wel bizar dat we een show van dergelijk niveau kunnen meepikken in een verder zeer middelmatig pretpark.
Afsluiten deden we met rerides op Monster, een potje-minigolf-want-we-hebben-tijd, de plaatselijke piratenboot-want-we-hebben-tijd, de avontuurlijke wateroversteekplaats-naast-de-piratenboot-want-we-hebben-tijd en op het nippertje geen boottochtje met de parkmascotte op wereldreis-want-de-wachtrij-was-net-dicht-en-we-zagen-het-laatste-gevulde-bootje-net-de-draaischijf-afvaren.
Onze zelfportretten met de parkmascotte zullen we u besparen. Gelukkig verscheen de mascotte ook te pas en te onpas in het park. Zelfs in bendevorming van onrustwekkende omvang.
Walygator in een septemberweekend blijkt warm aanbevolen. Ik vind het een vreemd park doordat het topshows en een topcoaster combineert met de uitstraling en sfeer van een B of C-park. Jaarlijks 300 000 bezoekers zijn evenwel bizar lage cijfers. Ergens kan de sfeer van vergane glorie en ietwat kneuterige afwerking me wel bekoren. Zelfs de aparte muziekkeuze scoort in alle stiekemigheid goede punten. Welk ander park combineert vette kermisbeats met climactische trailermuziek uit de stal van two steps from hell én de hoofdthema’s van Jurrasic parc én Pirates of the Carribbean? Het wordt al helemaal geniaal als je elk van die vier dingen te horen kan krijgen op verschillende tijdstippen bij dezelfde locatie in het park. Gotta love the gator!